Ik ben geboren en getogen in Den Haag, maar eind
jaren 70 kwam Rotterdam in mijn leven. Mijn zus is er toen heen verhuisd en ze
woonde in de Witte de Withstraat. Ik heb er menig weekend doorgebracht. Hartje
centrum dus, maar de straat was in die jaren niet de hippe straat met leuke
restaurantjes en kunstgaleries zoals we die nu kennen. Eerder een wat
verpauperde straat die mensen aantrok die zich aan de zelfkant van de
samenleving bevonden. Ik had daar als prille tiener geen last van, want wij
gingen steevast naar de op loopafstand bereikbare binnenstad met de warenhuizen
waarvan Ter Meulen natuurlijk de leukste was, want die hadden we in Den Haag
niet. Ook een kopje koffie met taart nuttigen bij Lammetje Groen in de
prachtige serviezenwinkel Jungerhans was een terugkerende gebeurtenis. In mijn
beleving was Rotterdam zoveel meer stad dan Den Haag, maar terugredenerend valt
die perceptie onder de noemer ‘het gras is altijd groener’. In de jaren 80
verhuisde mijn zus naar een ander gedeelte van Rotterdam. Ze ging wonen in de
Adriaen Nimantsstraat, een zijstraat van de Groene Hilledijk. De weekendjes
toen concentreerden zich op die laatste straat, een langgerekte winkelstraat
met talloze winkeltjes waaronder, naar ik nog weet, een echte Bossche
Bollenbakker.
Het was in 1987 in Den Haag dat ik, wat later zou
blijken, tijdens het uitgaan mijn eerste verloofde ontmoette. En jawel, een
Rotterdammer. Hij woonde met zijn familie in Noord op de Kleiweg, weer een heel
ander gedeelte van Rotterdam welke ik nog niet kende. Door hem was ik nu nog
vaker in Rotterdam te vinden, elk weekend bijna wel. En hoewel we, gek genoeg,
vaker in Den Haag uitgingen, kwamen we ook wel eens in het Rotterdamse
uitgaansleven terecht en dan meestal in Gay Palace. Door hem leerde ik ook
Hillegersberg, het Kralingse Bos, Plaswijckpark, het Lage- en Hoge Bergse Bos
en Capelle aan den IJssel kennen, waar een tante van hem woonde. Het was ook in
Capelle aan den IJssel waar we na enige jaren gingen wonen aan de Frederik van
Eedenplaats.
Op een bepaald ogenblik was onze relatie voorbij,
en ben ik in 1993 verhuisd naar Rotterdam en wel naar de Zwarte Paardenstraat,
waar ik een gemeubileerde kamer kon betrekken. Het is een zijstraat van de
Witte de Withstraat, en die straat was zo mogelijk nog meer achteruit gegaan
dan toen mijn zus er woonde. Er was altijd tumult. Onder me was een cafeetje
waar muziek klonk, en ik voelde me er geweldig. Mijn moeder vond het maar niets:
“Kind, wat een buurt, kijk je wel uit?” Op een keer hoorde ik een vreselijk
lawaai, ik keek uit het raam en zag dat een junk probeerde geld uit een
telefooncel te stelen en een taxichauffeur zijn wagen voor de deur van de cel
had gezet zodat hij er niet uitkon. Ik voelde me een man van de wereld als ik
zaterdags mijn boodschappen ging doen bij Albert Heijn die destijds op het
Binnenwegplein hoek Lijnbaan zat. Ik woonde in een wereldstad, dat gevoel had
ik. Ik heb er een half jaar gewoond, toen kreeg ik de mogelijkheid door
bemiddeling van mijn voormalige schoonmoeder, de schat, om een woning te
betrekken in de Orchideestraat een zijstraat van de Rozenlaan in Noord.
Al die tijd werkte ik in Rijswijk, maar omdat het
bedrijf ook filialen in Rotterdam had ben ik vanaf april 1996 gaan werken op
het Zuidplein in Rotterdam. Een busrit met bus 39 van het beginpunt Station
Rotterdam Noord naar het eindpunt Zuidplein. Hoewel ik qua wonen en werk niets
meer onder de rook van Den Haag deed, ging ik er met vrienden nog wel uit. Het
uitgaan in Rotterdam kwam zo eind jaren 90 in het vizier. Gay Palace was
favoriet omdat ik van dansen hield. Maar we gingen soms ook naar Strano, KeerWeer
en later naar Now & Wow. In 1998 kwam ik iemand tegen waarmee ik maar weer
eens ben gaan samenwonen, en in het jaar 2000, op 1 april om precies te zijn, zijn
we verhuisd naar Capelle aan den IJssel naar het adres waar ik nu nog steeds
naar volle tevredenheid woon. Ik ja, want de verloofde is verdwenen en ik
spreek met de legendarische Zsa Zsa Gabor als ik zeg: “Ik ben goed in het
huishouden, als ik ga scheiden houd ik het huis”.
Ik woon nu langer in de regio Rotterdam dan dat ik
in Den Haag heb gewoond. Maar mede omdat ik er, zoals ik al zei, ben geboren en
getogen kan ik zeggen: ‘Je kunt de man
uit Den Haag halen, maar je haalt Den Haag niet uit de man’. Als ik in Den Haag
aankom, en dat is heus maar zo’n paar keer per jaar, voelt het alsof ik een
lekkere warme ouwe jas aantrek. ‘Heerlijk ik ben weer thuis’ dat gevoel. Hoewel
natuurlijk wel moet worden aangetekend dat het Den Haag uit mijn jeugd er niet
of nauwelijks meer is, maar toch. En aan de andere kant heb ik Rotterdam ook in
mijn hart gesloten, ook die stad lijkt in niets meer op de stad van eind jaren
70, begin jaren 80, neem zo’n Witte de Withstraat alleen al, wat een geweldige
leuke straat dat is geworden. En nee, ik geloof niet in die rivaliteit zoals die
er met name tussen Amsterdammers en Rotterdammers uit een bepaalde laag van de
bevolking bestaat. Volwassenen die de plaatsnamen niet uit willen spreken en
met moeite dan maar met het kengetal van de betreffende stad aangeven waarover
ze het hebben. Ik kan er met mijn verstand niet bij. Serieus, hoe oud bén je?
Zo’n twee jaar geleden zijn dierbare vrienden van
mij vanuit de regio Leiden verhuisd naar Rotterdam, naar een geweldige locatie
van een gedeelte dat ik nog niet kende. De wandeling van de metrohalte naar hun
woning is tien minuten puur genieten vanwege de schoonheid van de omgeving. Zij
zijn wat ondernemender dan ik van nature ben en door hun ogen zie ik weer hele
nieuwe aspecten van Rotterdam. Laatst plaatsten ze een prachtige foto op
Facebook met daarbij verzuchtend: “Wat is Rotterdam toch een heerlijke stad om
te wonen”. En zo is het.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten