Vandaag, 3 juli, is het Internationale Plastic-tassen-loze-dag. De duizelingwekkende opmars van de plastic tas begon in 1965 en als de wereld de productie niet helemaal stopzet, zal het gewicht van plastic zakken die in zeeën en oceanen worden gegooid, over 30 jaar groter zijn dan dat van alle wezens die erin leven. Dit probleem is elke dag de moeite waard om over na te denken, maar eens per jaar is er een speciale kans: Internationale Plastic Bag Free Day. Zelf maak ik nooit gebruik van plastic tassen, ik heb altijd een tasje bij me en als ik boodschappen doe heb ik zo'n boomer boodschappen kar.
In 1975 ging ik voor het eerst naar het buitenland op vakantie: Parijs. Het was in deze periode, dus precies vijftig jaar geleden. Het was destijds ook een warme zomer, maar als kind ervaar je dat heel anders. Mijn ouders en ik gingen met de trein, er was nog geen sprake van de Thalys, dus we stapten in Den Haag op en deden er vijf uur over om voet te zetten op Parijse bodem. Daar wachtten oom Baan, tante Bes en hun kinderen Barbara en Gerard ons op. Met hen brachten we de vakantie in Parijs door. Oom Baan had er ooit gewoond en leidde ons rond.
Het was een aaneenschakeling van bezoek aan de Parijse bezienswaardigheden, noem ze, en we hebben het bezocht. Ik kan me herinneren dat we op Quatorze Julliet, de Franse nationale feestdag, 's avonds met een boot over de Seine zijn gegaan en vuurwerk hebben gezien en er een matrozenkoor aan het zingen was. Het was in de nadagen van de hippies en die bevonden zich op île de la Cité, waar ook De Boom stond en nog steeds staat. Er is daar bij die boom een foto genomen, en de keren daarna dat ik in Parijs ben geweest in 1990, 1998 en 2017 ben ik er steeds geweest, de laatste keer was een maand na het overlijden van mijn moeder, dat was voor mij een emotioneel moment. Daar heb ik al eens een blogjes over geschreven: blogje 1 en blogje 2 in 2017 was het een enorme boom geworden. En het spreekt voor zich dat mocht ik nog es in Parijs zijn dat De Boom steevast opgezocht zal gaan worden.
Het hotel in 1975 was bij mijn weten Hotel Normandie vlakbij metrostation Duroc als ik me niet vergis. Het wereld wijde web laat nu een enorm hotel zien met die naam, maar dat was het toen niet. Gelegen in een zijstraat met een wenteltrap waarbij in de draai van de trap steeds een toilet was gesitueerd. Waarschijnlijk bestaat dat hotel van toen niet meer. Als kind had ik vaak hoofdpijn en dat had ik nu ook op de dag dat we naar Versailles zijn geweest, maar in de middag even slapen en het was weer over.
Wel was er natuurlijk Het Incident. Geheel in de geest van die dagen had ik houten kleppers aan, maar bij het instappen van de metro schoot er één klepper onder. Ik in tranen: "Nu wordt mama boos", want mijn moeder kon over zoiets nogal heftig reageren. Maar tante Bes zei meteen: "Nee, daar is je moeder helemaal niet boos om, je doet het toch niet expres." En omdat tante Bes dat zo beslist had gezegd kon mijn moeder natuurlijk niet in woede ontsteken. Mijn vader is met oom Baan nog teruggegaan naar het station waar we ingestapt waren, maar de klepper lag heel gevaarlijk waar alle elektriciteit is dus heb ik de rest van de dag op blote voeten door Parijs gelopen. In 1975 keek niemand daar van op. Er moesten schoentjes gekocht worden, blijkbaar had ik alleen die kleppers mee, en die schoentjes kan ik me nog voor de geest halen, van geweven canvas met een rieten zool in blauw/rood.
Wellicht ligt het feit dat ik in mijn jeugd barrevoets over straat heb gelopen er aan ten grondslag dat ik nu voor standaard begrippen buitensporig veel schoenen bezit, en op reis verschillende schoenen meeneem. De weerslag van een jeugdtrauma, wie zal het zeggen?
![]() |
VINH heeft me uitgeknipt op Montmartre. Ik weet nog dat het 5 Franc kostte, dat vonden we nogal een bedrag. "Weet je het zeker?" vroegen mijn ouders. Ik wist het zeker. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten