Bevrijdingsdag. Iedereen kent de beelden wel van de mensen, uitzinnig van vreugde omdat de oorlog voorbij is. Er werd gedanst op straat, feest gevierd en de bevrijders werden onthaald. En van jongs af aan bekroop mij het gevoel dat ik in die situatie bang zou zijn dat het misschien niet waar zou zijn, dat de oorlog nog helemaal niet voorbij was. Te vroeg gejuicht dus. Ik zou me, vermoed ik, nog niet zo uitbundig op straat durven vertonen. Later vernam ik dat op 7 mei 1945 precies dat gebeurde in Amsterdam op de Dam, met als gevolg meer dan honderd gewonden en 32 doden.
Een oorlog is niet zomaar van de één op de andere dag voorbij en iedereen gaat weer door met z'n leven. Er is teveel gebeurd, mensen hebben teveel ervaren en gezien, daar gaat iedereen anders mee om. Dat was toen zo en is nog zo met mensen die uit oorlogen zijn gevlucht. George Groot heeft op muziek van Ruut Weissman een prachtige tekst geschreven over hoe een mensenleven beïnvloed kan zijn door een oorlog. Ik heb het Jenny Arean in het theater zien voordragen. Als geen ander kan zij zo'n tekst interpreteren.
Joodse Vrouw
Ik kom al jaren niet meer buiten en ik ben toch nog goed ter been
Ik zit al jaren op de bank hier met mijn verleden om me heen
Ik ga beslist niet meer de straat op en helemaal niet op bezoek
Ik sterf al meer dan duizend doden die twintig meter naar de hoek
Moet ik echt alles vertellen, alle pijn en het verdriet
Ik zit soms zomaar wat te huilen en waarom ik weet het niet
Ik ben een kind van joodse ouders, toen de Duitsers kwamen was ik tien
Ik ben naar Friesland toegebracht, ik heb mijn ouders nooit meer gezien
Daar in het noorden, daar was ik veilig dat zei de illegaliteit
Maar ik bleef altijd op mijn hoede, op het ergste voorbereid
Wat een gruwelijke jaren zo alleen en onbemind
Tussen stugge boerenzonen bleef ik toch dat vreemde kind
's Avonds keek ik in de spiegel ik zag echt zelf 'k werd langzaam groot
Volle lippen, mooie borsten, maar in de schaduw van de dood
O mijn god ik wou niet sterven zonder de liefde van een man
Maar als de Duitsers me straks vonden nou, dan ging ik er dus aan
Om het toch één keer mee te maken heb ik de jongste boerenzoon verleid
Ik dacht dan kan ik daarna dood gaan, maar na een maand werden we bevrijd
En daar zat ik met mijn minnaar en nog wel één die mij aanbad
We trouwden omdat hij dat wilde, we trokken samen naar de stad
Wie ik hoopte daar te vinden, vader, moeder ome Daan
Die bleken na een half jaar wachten op de dodenlijst te staan
We zijn een kledingzaak begonnen, we hebben dag en nacht gewerkt
Misschien dat ik toen veel verdriet had maar ik heb er zelf niets van
gemerkt
Altijd maar werken in de winkel, nauwelijks vrienden ook geen kind
Altijd samen met die man die ik voor één keer had bemind
Het was niet zo dat ik hem haatte, nee het was een soort verbond
En soms streelde ik z'n haren zoals je lief bent voor een hond
Maar toen ineens acht jaar geleden kwam alsnog bij mij de klap
Het was de eerste week in mei, ik dorst de deur niet uit, geen stap
Als iemand in de verte schreeuwde was ik net een bevend riet
En ik voelde me verzuipen in een veel te groot verdriet
En mijn allergrootste angst was dat hij zou zeggen: dit kan niet thuis
Dat hij me heel ver weg zou brengen voor altijd naar een gekkenhuis
Maar in het diepst van mijn ellende zat hij naast me, keek me aan
En zei je mag me nooit verlaten alsof ik van hem weg zou gaan!
En zo bleven we maar zitten, op de bank zo met zijn twee
Ik heb dagen zitten huilen en hij huilde met me mee
En zo zitten we al jaren, ja, de winkel is verkocht
Nee, we hebben sinds die dagen geloof ik niemand meer bezocht
Hij zegt soms zomaar in een stilte zo ineens: dag lieve vrouw
Dat ik toch zó laat moest ontdekken dat ik zoveel van hem hou
Dat ik toch zó laat moest ontdekken dat ik zoveel van hem hou
© George Groot, Ruut Weissman, Jenny Arean
Geen opmerkingen:
Een reactie posten