zondag 30 juni 2019

De Oudjes

Toen Liesbeth List het in 1969 waagde een album te maken met Nederlandse bewerkingen van Jacques Brel chansons, vertaald door Ernst van Altena, kreeg ze veel kritiek. Wie dacht zij wel niet wie ze was om stukken van de grote Brel op te nemen. Het werd een doorslaand succes en de meester zelf verkondigde dat alleen Liesbeth zijn chansons kon vertolken zoals hij het bedoeld had. Eén van de mooiste nummers is "De Oudjes", een vertaling van "Les Vieux". Je wordt het nummer ingezogen en je ziet de oude mensen en hun dagelijkse bezigheden in hun nadagen zo voor je. Ik moet altijd aan mijn moeder denken die ik natuurlijk heb gekend in de kracht van haar leven toen ze nergens haar hand voor omdraaide. Vooral bij de zin: 'Al schuif'lend door vandaag, en met een zacht excuus dat het niet vlugger gaat'. Dat kon ze soms doen, zich verexcuseren dat het wat trager ging toen ze ouder werd. En het eind van het liedje is, letterlijk, dat er ook op ons wordt gewacht. Intens mooi. 



De Oudjes 

De oudjes praten niet
Of hoogstens af en toe
Met stille ogentaal
Zelfs rijk zijn ze toch arm
En zonder toekomstbeeld:
Eén hart voor allemaal
Hun huis geurt: witte was
Lavendel, koperpoets
En 't werkwoord van weleer
Oud zijn in Amsterdam
Is oud zijn op een dorp:
Men leeft er nauwelijks meer

Eens lachten ze te veel
En daarom sleept hun stem
Als 't over 'vroeger' gaat
Eens huilden ze te veel
En daarom gaat er soms
Een traan langs hun gelaat
En als hun hand soms beeft
Is dat dan om de klok
Die oud wordt op de schouw
Die slingert: kom je mee
Slingert ja, slingert nee
Slingert: ik wacht op jou
De oudjes dromen niet:
Hun boeken ingedut
't Harmonium op slot
De poes is ook al dood
Het zondags glaasje port
Maakt niet meer dol of zot
De oudjes zitten stil
Gerimpeld hun gebaar
Hun wereld uitgezet:
Vanaf het bed naar 't raam
Van 't bed naar de fauteuil
En van het bed naar bed

Ze gaan alleen nog uit
Voorzichtig arm aan arm
Gekleed in mijmerij
Voor de begrafenis
Van wie nog ouder was
Nog lelijker dan zij
Een uur van stille rouw
Dan is daar weer de klok
Die voortklikt op de schouw
Die slingert: kom je mee
Kom je ja, kom je nee
Slingert: ik wacht op jou

De oudjes sterven niet
Eens vallen ze in slaap
En slapen al te lang
Ze klampen zich wel vast
Maar vallen doen ze toch
Al zijn ze nog zo bang
Eén valt de ander blijft
Degeen die 't liefste was
't Meest of het minst in tel
Het doet er weinig toe
Degeen die achterblijft
Is 't eerste in de hel

Soms ziet u hem wel gaan
Soms ziet u haar wel staan
Triest in een regenstraat;
Al schuif'lend door vandaag
En met een zacht excuus
Dat het niet vlugger gaat
U ziet ze voor u uit
Wegvluchtend voor de klok
Die voortklikt op de schouw
Die slingert kom toch mee
Kom je ja, kom je nee
Slingert: ik wacht op jou

Die slingert kom toch mee
Slingert ja, slingert nee
Slingert en wacht op ons

© Jacques Brel, Gerard Jouannest, Jean Corti, Ernst van Altena, Liesbeth List
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten