vrijdag 23 maart 2018

Ouderenzorg 1976

Mijn oma van moeders kant was een klein vrouwtje, ze was geboren zonder gehemelte en sprak daardoor wat nasaal. Ze was doof en in die tijd had men dan zo'n knopje in welke met een draadje verbonden was aan een batterij die zich in een speciaal zakje in haar onderjurk bevond. Daarnaast had ze trombose en leed ze aan wat toen werd genoemd 'vallende ziekte', maar wat we nu kennen als epilepsie. Voor mij als kind was ze altijd heel lief, ze bracht als ze kwam een zakje schuimpjes mee en een reepje Verkade chocolade.

In 1975/1976 begon ze te dementeren, ze kon niet meer alleen thuis wonen en zodoende kwam ze terecht in verzorgingshuis Vredenburch in Rijswijk. De directrice heette haar persoonlijk welkom en sprak op hurktoon met zalvende stem terwijl ze de hand van oma in haar handen nam en er over streek: "...en 's avonds gaat ze mee naar de eetzaal, anders vereenzaamd ze zo, en hier op de leuning van de stoel is een belletje dan zijn we zo bij haar als het nodig is...".

Op een zekere dag kwam mijn moeder bij oma op visite en zag dat ze allemaal vlekken op haar jurk had. Het bleek dat ze haar leesbril ophad in plaats van haar gewone bril. Bij navraag bleek die kapot en 'niet meer te maken'. Mijn moeder ging in de namiddag weg en dacht: 'ik neem die bril mee en ga even naar haar opticien, om te zien of er echt niets meer aan te doen is, dat kan nog net voor ie sluit'.
'Niet meer te maken' bleek een voorbarige conclusie, de bril kon zelfs meteen gemaakt worden, ze kon er op wachten. 'Dan breng ik 'm meteen maar weer even bij haar terug, dan kan ze haar goede bril weer op' Op terugkomst had het verzorgingshuis niet echt gerekend. Mijn moeder trof de volgende situatie aan:

Bij het binnenkomen van haar kamer zag ze oma vastgebonden onderuitgezakt in haar stoel, "zuster, zuster" roepend, want ze moest heel nodig plassen. Het belletje op haar leuning, zegt u? Die lag op tafel waar ze niet bij kon, want vastgebonden. Daar stond ook haar brood en een inmiddels koud geworden kopje thee, waar ze dus ook niet bij kon. Mee naar de eetzaal? Niet echt. Wat er toen gebeurde zal naar alle waarschijnlijkheid nog steeds in de analen van verzorgingshuis Vredenburch te vinden zijn. Mijn moeder is de gang opgestoven heeft een verpleegster op dusdanige wijze toegesproken dat tranen vloeiden, in één moeite door heeft ze de toegesnelde directrice vergeleken met een mahoniehouten kast, mooi van buiten (zalvende stem e.d.) maar van binnen opgevreten door de houtworm. En de wens uitgesproken dat ze de directrice, die ouder was dan mijn moeder, ooit eens zou mogen verzorgen (mijn moeder werkte in de ouderenverzorging) dan kon ze nog es lachen.

Een incident? Zeven jaar later toen mijn andere oma in Het Gulden Huis in Den Haag kwam, heeft mijn moeder ook daar vele misstanden aan de kaak gesteld. Daarover een andere keer misschien meer.

Oma Rijswijk, zoals we de moeder van mijn moeder noemde, is in 1976 op 76 jarige leeftijd overleden. Ze ging de kist in met een arm in het gips, want kort voor haar overlijden gebroken. Hoe dat kwam weet ik niet, en ik kan het mijn moeder ook niet meer vragen.

Het waren o.a. deze ervaringen waardoor mijn moeder altijd heeft geroepen: "Ik wil NOOIT naar een verzorgingshuis. Zolang ik 'nee' kan zeggen zeg ik 'nee'". Hoewel haar laatste maanden niet fijn waren, en er twee grote operaties hebben plaatsgevonden, is het verzorgingshuis haar gelukkig bespaard gebleven.

Oma Rijswijk. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten