woensdag 22 januari 2020

De grote grijze belofte

6 Maart aanstaande wordt ie 80 jaar, en hij is al 60 jaar actief als zanger, cabaretier en acteur, Gerard Cox, toch is 'De Grote Grijze Belofte' zijn eerste solovoorstelling. De voorstelling begint met het lied 'La Belle Américaine' van zijn eerste album uit 1966, en dat is niet toevallig. Het lied van Guus Vleugel en Ruud Bos gaat over een 'negerhaatster' uit Amerika waarmee de zanger een avontuur beleefd, en haar qua denkwijze op andere gedachte probeert te brengen. Het woord 'neger' komt regelmatig voor in de tekst. Dit lied zet de toon van de avond. Gerard vertelt dat dit lied al meer dan vijftig jaar oud is, en dat dit nu absoluut niet meer kan volgens de geldende normen en waarden, maar dat men er toen geen wenkbrauw over optrok.

Aan de andere kant waren er toen grappen en teksten waarvoor men gearresteerd werd, waar we nu laconiek over doen. Hij verhaalt natuurlijk over zijn arrestatie na het zingen van het lied 'Arme Ouwe' over koningin Juliana, waarbij twee rechercheurs in de zaal zaten die hem sommeerde de andere dag zich te melden op het bureau. De rode draad in de voorstelling zijn de lange tenen van nu, je mag alles zeggen, maar je moet heel erg oppassen met wat je zegt. Gerard is de vleesgeworden OK Boomer. Er komt een hele reeks met moppen die niet meer kunnen, maar hij toch verteld, over buitenlanders, homo's, Joden, met als excuus dat hij nu eenmaal uit een tijd komt dat er nog geen taboe op rustte.

Ik ben niet zo'n moppentapmens, dus dat gedeelte van de voorstelling zie ik meer als programmavulling. De anekdotes uit zijn zestigjarige carrière zijn veel leuker om te horen, over zijn tijd met Frans Halsema en Adèle Bloemendaal, de aanvankelijke weigering van de platenmaatschappij om 'Het Is Weer Voorbij Die Mooie Zomer' uit te brengen ("Jij bent geen single-artiest"), wat uiteindelijk een grote hit wordt. De woede van zijn geëngageerde collega's, met voorop Ivo de Wijs, over Gerards hitparadesucces. Een tweede rode draad in de voorstelling is zijn grote vriendschap met Robert Long, aan wie hij deze voorstelling min of meer opdraagt. Kort voor zijn dood schreef hij Gerard een brief met de strekking dat ie voorlopig nog niet moet ophouden, en zie hier dertien jaar later zijn eerste soloprogramma.

Gerard is ook melancholisch over de dingen die voorbij zijn, een prachtig lied van Willem Wilmink 'De Tijd Van De Kersen' verwoordt dat prachtig. Bijzonder dat ik afgelopen maandag een blogje heb geschreven over Elsa Lioni en Gerard het lied 'De Doden Joggen Mee' brengt, wat ik ken, en waarin hij een aantal collega's met naam noemt die al overleden zijn, waaronder dus ook Elsa Lioni. Indrukwekkend is ook 'De Ballade Van Het Wonderorgel', een stuk over het wonderorgel in de bioscoop aan de Coolsingel voor de oorlog, maar gaandeweg wordt het vrolijke lied een verslag van wat er allemaal is gebeurd op die dag van het bombardement.

De hits '1948' en het al eerder genoemde 'Die Mooie Zomer' komen ook voorbij, maar in een herschreven arrangement waarin Gerard het meer parlando brengt dan zingt, wat de tekst veel meer tot z'n recht doet komen en het de herinnering aan de zonnige vrolijke tijd van toen alle vrienden er nog waren die nu zijn overleden voelbaar maakt.

Melancholisch, wars van politiek correcte humor, de blik van een bijna tachtigjarige op een wereld die voor hem iets te veel is veranderd, Gerard Cox ten voeten uit.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten