Geen
enkele jongen is ooit een gesprek gestart met zijn ouders die begon met deze
zin: “Mam, pap ik moet jullie wat vertellen, ik val op meisjes”. Daar gingen
die ouders ook al van uit, want heteroseksualiteit is de norm. Mannetje,
vrouwtje, huisje, boompje, beestje, kindje, deze jaren 50 opsomming is nog
steeds wat als gewoon of zelfs als normaal wordt beschouwd in en door de
maatschappij. Zolang je je daar aan houdt, hoef je jezelf niet te
verantwoorden, je voldoet immers aan het verwachtingspatroon. Anders is het
wanneer je dat niet ambieert. Ik weet bijvoorbeeld van vriendinnen die in hun
vruchtbare jaren zonder omhaal werden gevraagd wanneer er kinderen kwamen. Ze
hadden een man waarmee ze gelukkig waren dan was volgens de vragensteller
kinderen de meest logische volgende fase. Dat zij er bewust voor hadden gekozen
geen kinderen te willen, was iets wat kortsluiting veroorzaakte in de
hersentjes van degene die zelf waarschijnlijk een leven vol maatschappelijke
platitudes leidde. Het week af van wat doorgaans als ‘gewoon’ wordt gezien. Zij
kwamen dus uit de kast als bewust kinderloze vrouw.
In
de opvoeding wordt er al duidelijk onderscheid gemaakt tussen jongens en
meisjes. De kinderen zijn daar vanuit zichzelf niet zo heel erg mee bezig
volgens mij, maar de ouders en andere volwassenen rondom hen des te meer. Je
kunt al zien aan het speelgoedaanbod wat specifiek is gericht op jongens of
meisjes, dat het er vroeg wordt in gehamerd. In mijn tijd speelde jongens met
autootjes en meisjes met poppen. Nu werden speelgoedauto’s nog wel oogluikend
toegestaan voor meisjes, maar een jongen die met poppen wilde spelen, dat moest
direct de kop worden ingedrukt, dat kon nooit goed gaan! Ik weet dat uit de
eerste hand, want als kind vond ik poppen geweldig, maar daar kon absoluut geen
sprake van zijn. Ik mocht op de kleuterschool niet in de poppenhoek spelen want
‘ik was een jongen’. Meisjes mochten wel in de blokkenhoek spelen. Die onrechtvaardigheid
voelde ik toen al.
Als
ik eens ergens was waar poppen waren werd ik er als door een magneet naartoe
getrokken, het was immers een soort verboden vrucht. Dit gegeven bracht mijn
moeder ertoe dit tijdens een bezoek aan de huisarts voor iets anders ter sprake
te brengen. “Ach mevrouw”, antwoordde de zeer heteroseksuele dokter, “Ik heb
vroeger ook met poppen gespeeld, u moet zich daar niet te druk om maken”. Ik
wil niet beweren dat ik nu een medicus met hoog aanzien had kunnen zijn, als
mij het spelen met poppen in mijn vroege jeugd niet was ontmoedigd, maar ik wil
ermee aangeven dat je als kind gewoon je gevoel wilt volgen met iets heel
onschuldigs en dat er volwassenen in je omgeving zijn die je dan een bepaalde
richting opduwen omdat zíj vinden dat een jongen niet met meisjesspeelgoed mag
spelen. Zo wordt al in een heel vroeg stadium op enigszins indoctrinerende
wijze duidelijk gemaakt dat je je naar de norm dient te gedragen die in jouw
omgeving geldt.
Langzaam
maar zeker is die zienswijze aan het veranderen. Zo vernam ik laatst het
volgende van een mij bekende moeder op Facebook bij de verjaardagsfoto’s van
haar 12 jarige zoon:
“Voor de oplettende
kijkers onder jullie; onze zoon heeft inderdaad meisjeskleren aan. Hij wil
graag uitzoeken hoe hij zich het meest zichzelf voelt en vooralsnog voelt de
meisjes-ik blijkbaar het fijnst. Van ons krijgt hij (vooralsnog alleen thuis en
nog niet op school) lekker de ruimte om nu een zij te zijn en dan zien we
vanzelf wel waar de toekomst ons brengt. Dus bij deze is ook Facebook op de
hoogte”
Op de foto’s van het feestje
zag je vriendjes en vriendinnetjes en familieleden die dit gewoon accepteerden,
en ook de reacties onder dit bericht waren positief. De ouders doen er niet
moeilijk om, staan achter de keuze c.q. zoektocht van hun zoon die zich
daardoor gesteund en beschermd voelt en comfortabel in de ruimte die hij krijgt
om zichzelf te zijn.
Ik
ben me ervan bewust dat deze ouders een positieve uitzondering zijn vooralsnog,
maar ik ben er van overtuigd dat er in de toekomst op deze tijd wordt
teruggekeken met onbegrip over zoveel benauwdheid over het denken in gender-identiteit,
dat die hokjes allemaal vervagen en het mens zijn an sich de boventoon voert.
Hoewel het anders dan de norm zijn nu al veel meer wordt geaccepteerd, en ik
het verschil met pakweg 40, 45 jaar geleden al duidelijk zie, zal het best nog
een paar generaties duren eer het voor iedereen lood om oud ijzer is of je nu
op een meisje of een jongen valt. Zeker mensen die de aanname hebben dat er een
opperwezen is die homoseksualiteit veroordeeld en uit Zijn of Haar naam hun
eigen kinderen verbannen als ze openlijk uit de kast komen, zullen zich
moeilijk in mijn toekomstbeeld kunnen vinden. Nochtans zijn er verschillende
oude beschavingen geweest waar LHBT’ers een belangrijk onderdeel van de
samenleving waren, volledig werden geaccepteerd en er hun eigen rol in hadden.
Het is juist dát gegeven wat mij die visie geeft, de hele geschiedenis bestaat
namelijk uit golfbewegingen, dat kun je op ieder vlak zien, ook de seksuele
moraal is daaraan onderhevig.
Dit
alles gezegd hebbende neemt niet weg dat het uit de kast komen in deze tijd nog
vaak best wel een dingetje is. Allereerst is er het gevecht in en met jezelf in
de vaak al turbulente puberteit. Je wilt juist ‘er bij horen’ en niet anders
zijn, en tóch voel je je anders. Vervolgens komt er dus het moment om tegen
anderen, je ouders, familie, vrienden, e.d. te vertellen dat je homo of
lesbisch bent. Voor iedereen is het een ander proces, voor de één is het
makkelijker dan voor de ander. Tegen ouders die met hun kinderen omgaan zoals
in het voorbeeld van het Facebookbericht zul je je als kind vertrouwder voelen
om het gesprek aan te gaan omdat je je gesteund en geliefd voelt dan tegen
ouders die leven volgens een geloof waarbij homoseksualiteit hel en verdoemenis
betekent, of ouders, met name vaak vaders, die vooringenomen in niet mis te
verstane bewoordingen hun afkeer van homo’s regelmatig ventileren.
Daarnaast
is uit de kast komen iets heel persoonlijks, jij, en jij alleen, bepaalt of en
wanneer je uit de kast komt. En of je gedeeltelijk uit de kast komt of
helemaal, daarmee bedoel ik dat je het misschien aan een aantal mensen verteld,
maar nog niet aan iedereen en je dus de kastdeur nog even vasthoudt. Wat vooral
zeker niet goed is en zeer ongepast, is als anderen je uit de kast duwen. Dat
jij er nog niet aan toe bent, maar anderen, misschien heel goed bedoeld, jou
wel eens even een zetje geven onder het mom van meteen in het diepe springen.
In de progressieve jaren 70 was dat de methode, maar ik vind het uit de kast
komen een te persoonlijk iets om het te veralgemeniseren van zo doe je dat, en
dat is de enige manier.
Maar
weet ook dat het verliefd worden op iemand van hetzelfde geslacht, wat ze je
ook vertellen, echt geen doodzonde is. Wat is er mooier dan verliefd zijn op
iemand die jouw liefde ook beantwoord? De zon schijnt feller, de kleuren zijn
intenser, je voelt dat je de wereld aankunt met z’n tweeën. Het is magisch.
Robert Long zong in 1988 een prachtig loflied op de liefde in het liedje
“Hartstocht”. Dat het niet uitmaakt op wie je verliefd bent, maar dat het de
liefde zelf is waar het omgaat. “Daar waar de liefde woont gebiedt de heer zijn
zegen” zingt Robert. En zo is het.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten