maandag 13 juli 2015

Met oprechte deelneming

"En daar ga je dan, voor de laatste keer, wie je lief hadden volgen je kist. Maar je wordt al gauw 'kom hoe heet-ie nou?'. Je verdwijnt in de eeuwige mist"
Robert Long, 1984

Toen ik klein was gingen er natuurlijk ook mensen dood, ik was 4 toen mijn opa van moeders kant overleed, en ik kan me nog het beeld voor de geest halen hoe mijn moeder schrok toen mijn vader van zijn werk naar huis kwam om het haar te vertellen, ze was aan het stofzuigen en liet de stofzuigerstang uit haar handen vallen. Ook op kinderen heeft het impact, maar ik ben als kind nooit mee geweest naar begrafenissen, en dat is ook goed, vind ik. Begrafenissen zijn, uitzonderingen daar gelaten, geen plekken waar kinderen thuishoren die nog niet het besef hebben hoe ze zich daar horen te gedragen. 

De eerste begrafenis die ik bijwoonde was die van mijn opa van vaders kant, ik was toen 17, de man was ernstig ziek geweest en had een hoge leeftijd bereikt en een mooi leven gehad, het was goed zo. Daarna zijn er in mijn leven verschillende begrafenissen geweest, ook van jonge mensen, die nog volop in het leven stonden. Begin jaren 90 kreeg ik een rouwkaart waarvan ik dacht dat het van de vader van een vriend was, maar plots kwam de waarheid als een mokerslag, het was die vriend zelf! Op 36 jarige leeftijd was hij overleden aan de gevolgen van een ernstige voedselvergiftiging opgelopen op zijn vakantie in Indonesië. 

Ook het overlijden op de veel te jonge leeftijd van 58 jaar van de moeder van mijn derde verloofde voelde als zeer onrechtvaardig. Het was een ongelofelijk lieve vrouw die geen gemakkelijk leven had gekend. Ze was prima ballerina bij het Nederlands Ballet geweest en daar heerste orde en tucht onder het regime van Sonia Gaskell. Toen ik haar leerde kennen was ze gescheiden en moest van een klein bedrag zien rond te komen toen ze ernstig ziek werd en uiteindelijk overleed. Verloofde was vanzelfsprekend ontroostbaar en wilde graag spreken op haar uitvaart, maar wist niet hoe of wat. Ik vroeg wat herinneringen aan haar op te schrijven, daar heb ik toen een grafrede van gemaakt vanuit verloofde's perspectief, die verloofde zelf heeft voorgelezen.

Zelf heb ik voor het eerst gesproken op de begrafenis van de buurvrouw die alle andere buurvrouwen overbodig maakte, tante Stien, dat ging heel organisch. Ik was erg aangegrepen door haar overlijden en had voor mezelf wat herinneringen aan haar opgeschreven. De dag van haar uitvaart heb ik dat bij me gestoken en toen de uitvaartbegeleider van te voren vroeg of iemand tijdens de ceremonie nog iets wilde zeggen hoorde ik mezelf "Ja, ik" zeggen. Het was mooi om te doen en het werd door de familie gewaardeerd. 

Bij de uitvaart van mijn vader heb ik ook gesproken, voor mij een vanzelfsprekendheid en een onlosmakelijk onderdeel van het verwerkingsproces, al kan ik me heel goed voorstellen dat mensen dat, overmand door hun verdriet, niet kunnen, iedereen rouwt en verwerkt op zijn eigen manier, er is niet één goede en juiste manier voor, net zoals er ook niet een vaste tijd voor staat waarbinnen het rouwproces moet plaatsvinden. 

Zo heb ik in de loop van mijn vijftigjarig leven van veel mensen in mijn omgeving afscheid moeten nemen, overleden aan ziekte of plotseling heel onverwachts, vaak ouder maar soms jonger, familie, kennissen, collega's, ouders van vrienden. Vrienden, op die ene keer zoals hierboven beschreven na, gelukkig nog niet, maar zoals mijn moeder altijd zo mooi placht te zeggen: "Je schuift langzaam op naar de buitenste kring", dus gaat de tijd dat vrienden gaan ontvallen ook komen, daarom zeg ik nog maar eens wat tante Stien altijd zei; "Pluk de rozen!" En laten we genieten van elkaar en het leven vieren.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten