Tot vandaag was ik nog jong,
het leven smaakte zoet als wijn op m'n tong.
Er was zoveel te beleven, 'k heb me nooit verveeld.
Ik was als de avondwind die met een kaarsvlam speelt.
Alle dromen die ik droomde,
de dingen waarop ik had vertrouwd
waren maar al te vaak op drijfzand gebouwd.
Ik stond in het volle licht, zo van 'kijk maar es naar mij!'
En pas nu zie ik in hoe snel de tijd ging, 't is allemaal voorbij.
Tot vandaag was ik nog jong,
ik liep en ik sprak niet, nee ik danste en ik zong.
Ik genoot, had veel plezier, ach ik was pas negentien
Er was ook pijn, maar ik was te verblind om dat te willen zien.
Ik rende alsmaar door, om mijn jeugd bij te kunnen houden,
vrienden haakten af, werden volwassen of ze trouwden.
En bij ieder gesprek die ik me herinner uit die tijd,
was ik steeds aan het woord, ik had de eeuwigheid.
Tot vandaag kon van alles nog gebeuren
de wereld bestond uit duizend mooie kleuren.
Mijn jeugd zette ik in op allerlei gebied,
ik zag de verspilling en de leegte er achter niet.
In de liefde was ik trots en arrogant,
er zijn er genoeg die zich aan mijn vuur hebben verbrand.
Ze kwamen en ze gingen, ik heb ze nooit meer teruggezien,
En als ze al aan me denken is dat meer dan ik verdien.
Door niemand worden ze meer gehoord, de liedjes die ik zong
Ik proef de bittere smaak van tranen op mijn tong,
De rekening is nu voor mij, om te betalen voor gisteren,
God, wat was ik toen jong.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten