woensdag 12 oktober 2022

Maria

In 1973 moest de muziekcarrière van Rob de Nijs, die vanaf eind jaren zestig een doorstart maakte als acteur-zanger in de tv-series 'Oebele' en 'Kunt U Mij De Weg Naar Hamelen Vertellen Meneer' weer opnieuw leven worden ingeblazen. Voor de successeries was zijn populariteit als tieneridool groots geweest maar kon de vertaalslag naar nieuw repertoire niet worden gemaakt. Hulp werd ingeroepen van Boudewijn de Groot en Astrid en Lennaert Nijgh. Samen met hen maakte hij het album 'In De Uren Van De Middag', voor mij nog steeds één van zijn mooiste platen. De hits 'Jan Klaassen De Trompetter' en 'Dag Zuster Ursula' stonden erop als ook een eerste aanzet van een lied wat twee jaar later in een nieuwe versie één van zijn grootste hits werd, 'Malle Babbe'.

Astrid en Lennaert schreven samen het nummer 'Maria' wat ook op dit album staat en wat Astrid zelf een jaar later ook heeft opgenomen. Het is voor mij meer dan zomaar een liedje, hier wordt een verhaal verteld in een verhaal. Er wordt een beeld geschetst wat inderdaad wel een schilderij lijkt, maar de tekst trekt ook als een film aan je voorbij. Maria is een vrouw die haar verbeelding gebruikt om datgene te kunnen doen wat ze doet. Je ziet haar zo voor je. Een parel zoals alleen Lennaert dat kan schrijven op de muziek van Astrid. 

Maria

Maria zit aan de gracht
Heel stil een roman van Courths-Mahler te lezen
Ze zou zo graag gravin willen wezen
Die, bleek van smart, op haar minnaar wacht
Het theelicht, de lamp, het behang met de rozen
Tekens van 'net als bij moeder' voor jonge matrozen
Die buiten passeren, grijnzen
En fluiten naar haar
Maria kijkt niet op, de gravin die wacht
Ze slaat de bladzij om en lacht

Maria zit voor het raam
De gracht wordt een park met het maanlicht door bomen
Ze wacht op 't bordes tot het rijtuig zal komen
Langs de vijver, over de oprijlaan
De baron met zijn mantel van zij komt gereden
De paarden staan stil en ze gaat naar beneden
Ze valt in zijn armen en buiten staat eenzaam
Een man op de gracht
Maria kijkt 'm aan, ze lacht
Ze slaat de bladzij om en wacht

Ze ziet z'n gezicht
Een man komt de stoep op, verlegen en haastig
Het boek legt ze neer op tafel naast zich
Ze knikt en doet de gordijnen dicht
Ze laat hem begaan met starende ogen
Met zijn ruwe onhandige lichaam
Van eindelijk eens mogen
En over zijn schouder kijkt ze
Naar de bloemen op 't behang
Die rozen heeft hij voor haar meegebracht
Ze sluit haar ogen en ze lacht
© Lennaert Nijgh, Astrid Nijgh, Rob de Nijs



-ADVERTENTIE-

Geen opmerkingen:

Een reactie posten