De vorige verhalen van Jopie waren ongedateerd, maar moeten in de zomer of nazomer van 1944 te plaatsen zijn. Het volgende verhaal heeft ze duidelijk gedateerd op zaterdag 11 november 1944, een zwarte dag voor Roermond, zo staat in het gemeentearchief te lezen. Die dag is Jopie bij het gezin waar ze werkzaam is. Dit is deel 3 van haar verhaal.
11 november 1944 is een zwarte bladzijde in het geschiedenisboek van Roermond. Toen vond de hevigste luchtaanval op onze stad plaats. Een poging van de Amerikanen om het station te bombarderen liep uit op de verwoesting van de Veldstraat, de hoek Stationsplein/Hamstraat en enkele huizen aan de Godsweerdersingel. Drieëndertig mensen vonder daarbij de dood. In de Veldstraat waren zelfs negen leden van één gezin omgekomen. De vader en twee zonen overleefden het bombardement omdat ze de brandweer waren gaan helpen. Er was niet één Duitser getroffen en er was geen enkele Duitse militaire installatie geschonden.
Bron: Gemeentearchief Roermond
Na een paar weken. De geallieerden waren ons al zo dicht genaderd dat we ieder ogenblik van de dag granaten verwachten konden. We zijn voor de zekerheid maar naar de kelder verhuisd.
11 November 1944:
Ze zijn weer goed aan het vliegen en het is pas een uur of negen. O jee, daar vallen al bommen, maar nog een eind weg. Meneer en ik stonden aan het raam en zien de bommen vallen. De vliegers dwalen al weer af, het wordt weer geheel rustig. Ik ben maar weer aan het werk gegaan want het is zaterdag vandaag dus dat is toch al vlugger opschieten dan anders.
Ongeveer half 1:
Daar komen alweer vliegers. We zijn dat al zo gewend. Ik gun me niet eens de tijd om te kijken, maar meneer wel, die rent naar de tuin (nieuwsgierigheid van de man) en meteen roept hij: "Naar de kelder ze gooien met bommen!" Ik stak nog net even mijn hoofd uit het raam om te zien wat er gaande was. Daar kwamen er twee aan, ze doken en ik zag ook nog dat ze hun bommen lieten vallen. Ik rende naar de kelder ondertussen nog een paar mantels van de kinderen meesjouwend die op de kapstok hingen. We waren net allemaal in de kelder of daar schudde en dreunde het hele huis van de eerste bommen die hun vernietigingswerk reeds hadden uitgevoerd. De kinderen huilden en gilden door elkaar, en wij groten waren aan het bidden. Het geluid van die satansmachines kan ik niet op papier schrijven anders zou u vast ook nog angst hebben.
En het hield maar niet op het bleef maar duiken en gooien. Wij kunnen niets doen dan bidden en afwachten, totdat er ook op ons een bom zou vallen want die veronderstelling hadden we hoor! We hebben in die tien minuten heel wat oefeningen van berouw gebeden en de bommen gierden maar. Toen het eindelijk een beetje stil geworden was kwamen we de kelder uit gekropen. We wilden eens op straat gaan kijken. Toen we in de gang kwamen kwam ons een lawine van stof, rook en gruis tegemoet. Alle ramen waren kapot, maar we kregen niet veel tijd om naar de schade te kijken, want daar kwamen de machines weer aan ronken. We renden holderdebolder weer de trap af, ieder een kleinere op de arm meenemend.
We vielen bijkans de kelder binnen. We dachten dat het nu met ons gedaan zou zijn. De bommen floten als razende over ons heen en kwamen één straat verder neer. Er kwam ook nog een vreemde heer de kelder in rennen. Hij vertelde ons haastig en zenuwachtig wat hij al gezien had. Er was ontzettend veel met de grond gelijk gemaakt. Nergens kon hij in de kelder komen totdat hij de deur bij ons zag openstaan en maar naar binnen gerend was.
Door Jopie van Etten
Veldstraat in Roermond na de bombardementen op 11 november 1944. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten